Terug naar Schijndel 40-44

 

Uit de dagboeken van

 

In dit hoofdstuk geven wij een samenvatting van een aantal dagboeken die in de laatste twee maanden van het oorlogsgebeuren werden bijgehouden.

Na een korte voorbeschrijving beginnen alle dagboeken op 17 september 1944 - de D-Day voor Nederland. De dag dat honderden gealliëerde vliegtuigen laag vliegend een landing maakten midden in de Duitse linies om te proberen  "Hell's Highway",  "de weg naar de hel"  oftewel de  "Corridor"  te veroveren.

 

ST. LIDWINA

 

St. Lidwina Gesticht was voor de gemeenschap Schijndel een erg belangrijk toevluchtsoord. Naast een opvang­centrum voor bejaarden herbergde dit gebouw ook het plaatselijk ziekenhuis, waarin zowel een kraamkliniek als een ruimte voor kleine operatieve ingrepen gehuisvest was.

Een van de eerste vluchtelingen die na de luchtlandingen op het Duin en de Coevering bij St. Lidwina aanbelde was een mevrouw uit Eerde. Samen met vier van haar zes kinderen vroeg en kreeg zij onderdak. De moeder bleek in hoog gezegende staat te verkeren en werd meteen op de kraamafdeling opgenomen, waar zij enige weken later een kerngezonde baby ter wereld bracht.

Reeds op 18 september brachten vijf Duitsers, geholpen door mannen en vrouwen van de EHBO, zes gewonde Amerikanen als krijgsgevangenen in het ziekenhuis en daags nadien werden er nog twee bijgebracht. Vijf Duitse soldaten bleven in het ziekenhuis achter voor de bewaking. Drie van hen kregen echter de opdracht om weer naar het front te gaan, waar een van hen sneuvelde. De twee overgebleven soldaten keerden terug naar het Lidwina en vertelden, dat zij zich, zodra het mogelijk was, zouden overgeven aan de Amerikanen. En de twee achtergebleven bewakers voelden daar ook voor. Zij werden toen door Zuster Veronica, de overste, op de vliering ondergebracht in de reeds geruime tijd leegstaande spekkast.

 

 

De spekkast waar de gedeserteerde Duitsers werden verstopt

 

Enige dagen later bracht Zuster Veronica twee ellendig uitziende Duitse soldaten mee naar huis. Zij had beide heren op straat ontmoet. Het bleken katholieke Oostenrijkers te zijn die opzettelijk van hun troepen waren afgedwaald. Ze bleken al vier dagen niet te hebben gegeten en waren in die tijd ook niet meer uit de kleren geweest. Na eerst een stevig ontbijt te hebben weggewerkt, konden ze een bad nemen en werden hun stuk gelopen voeten verzorgd. En ook zij verklaarden zich bij de eerste gelegenheid aan de Amerikanen te willen overgeven.

 

 

Het interieur van de spekkast op de zolder van het

St. Lidwinagesticht waarin menig onderduiker vertoefde

 

Zuster Veronica liet hier evenmin een moment verloren gaan en in allerijl werd de badkamer ingericht met matrassen en dekens, zodat zij daar hun wachttijd aangenaam konden doorbrengen.

Doordat een verzetsmedewerker contact had met het Amerikaanse hoofdkwartier, ontvingen de zusters bericht dat de Duitsers op 22 september in de namiddag zouden worden opgehaald. Rond vier uur die middag stopte er bij de Mariaschool een Amerikaanse vrachtwagen, waaruit een officier en zes soldaten sprongen. Onder de hoede van enkele verzetsmedewerkers traden de Duitsers vanuit de hoofdingang naar buiten waar ze direct de handen omhoog staken. Na de nodige plichtplegingen vertrokken de Oostenrijkers en de Duitsers in een kipperijtje, geëscorteerd door bewapende Amerikanen, de brug over naar de wachtende auto. Vrolijk sprongen ze er op en met een dankbaar handgezwaai naar St. Lidwina reden ze naar de veiligheid, de witte vlag in top.

Naarmate de weken vorderden moesten ook meer delen van Schijndel ontruimd worden. Naast het aantal gewonden, dat erg hoog opliep, kwamen steeds meer gevluchte burgers om onderdak vragen. Er waren inmiddels 94 patiënten meer als dat er bedden waren. In totaal bood St. Lidwina aan bijna 700 mensen onderdak. Om de hele organisatie zo soepel mogelijk te laten verlopen werd er een reglement van orde opgesteld. Hierop werden de uren van opstaan, slaapplaatsen ­opruimen, H. Mis, maaltijden en bezoekuren geregeld. Voor elke afdeling werd een commissaris van orde benoemd. Vrouwen en meisjes werden belast met het schillen van aardappelen, appels en het schoonmaken van groente.

Als de kanonnen zwegen trokken de grote jongens naar de boerderijen vanwaar ze het overvloedige raapfruit gratis naar St. Lidwina mochten brengen. Andere jonge mannen haalden, vaak met eigen levensgevaar, het gewonde vee uit de weiden, zodat het daar verder kon worden afgeslacht en voor rekening van de voedsel­voorziening aan St. Lidwina werd afgestaan. Daardoor waren de keukenzusters in staat om al die vaste en tijdelijke bewoners van het gesticht wekenlang een hartige maaltijd te bezorgen. Ze hadden het allemaal nodig; de zusters om fit te blijven bij hun overmatig zware arbeid bij de zieken, gewonden en gezonden; de évacués en overige bewoners bij de ongewone oorlogstoestand.

Op 23 september bleek, dat de Amerikanen juist op tijd de gedeserteerde Duitsers hadden opgehaald, want 's avonds rond half acht werden de zusters, die toen aan hun avondmaal zaten, opgeschrikt door een brutaaI­lange druk op de bel van de voordeur. Op de stoep stonden een paar stevige Duitsers die op een zeer arrogante wijze bevel gaven dat er binnen tien minuten vier kamers voor hen disponibel moesten zijn. Na een korte beraadslaging was het "alle hens aan dek" en werden enige kamers ontruimd van alles wat verplaatsbaar was. De zusters wisten immers al dat al het overige door de Duitsers maar al te graag geannexeerd werd. Met pijn in het hart werden de kamers aan onze "beschermers" afgestaan. Enige tijd later werden nog twee kamers in het souterrain gevorderd, een voor telefooncel en de ander om gewonde Duitse soldaten te herbergen. Maar al te gauw werd echter de feitelijke bedoeling duidelijk. Wanneer het artillerievuur losbrak, wat in die weken vaak gebeurde, dan vluchtten de "dappere" Duitsers hals over kop naar het soutterrain om hun dierbaar hachje te bergen. Dat de nieuwe "gasten" arrogant en brutaal waren bleek reeds na de eerste nacht toen de zusters voorbij de keukendeur kwamen. Op de keukendeur was inmiddels een groot plakaat aangebracht waarop stond: "Die aufanthalt von der Küche ist NUR für die Ordonnance".

Gelukkig bleek zuster Herma, de keukenzuster, wel tegen hen opgewassen. Ze liet zich de kaas niet van het brood eten en bij elke buitensporige eis, was haar antwoord een kortaf: "nein" of "dat hebben we niet".

Al bezig zijnde in de keuken liep haar echter wel regelmatig het water in de mond. Kon zuster Herma diverse voedingsartikelen zich nog slechts vaag herinneren uit de tijd van voor de bezetting, in haar keuken zag zij nu dagelijks de echte volvette Hollandse kaas, de roomboter, malse schijven bloedworst en andere vleeswaren en zij mocht er alleen maar naar kijken, naar die Hollandse fabrikaat artikelen. Eten en drinken deden deze Duitsers erg goed. Nagenoeg elke morgen kwam een auto de leeggemaakte wijn- en cognacflessen vervangen door volle.

Enige Duitsers van het stafkwartier bleken chirurgen te zijn. Een onverwachte toevallige positieve situatie. Doordat de vaste chirurg, door de regelmatige beschietingen, niet meer vanuit Den Bosch voor de operaties naar Schijndel kon komen was deze omstandigheid een redelijk alternatief. De Duitse chirurgen bewezen goede diensten door de gewonde burgers die dagelijks bij St. Lidwina werden binnen­gedragen te helpen. Het werd er erg druk want niet alleen de kamers waren vol maar ook alle gangen zowel boven als beneden lagen vol met gewonden.

Spannend werd het toen de chirurgen vroegen om het ziekenhuis eens te mogen bezichtigen. Dit werd natuurlijk allervriendelijkst toegestaan al dacht zuster Henriëtto wel in het diepst van haar hart: 0, onze Amerikanen. .. St. Jozef zorg... Met een wreed gebaar wees ze toen een van de twee gevaarlijke kamers als "kraamafdeling" aan terwijl zuster Jozefino en een lekenverpleegster de toestand dadelijk door hadden en elk een baby uit de wiegjes pakte. Wegens het granaat- en glas gevaar waren de babywiegjes in de brede gang rondom de lift gezet. Met zich om niets bekommerde verpleegstersgezichten brachten ze de baby's naar de "kraamafdeling", waar de Amerikanen huisden, toen hen de situatie werd verteld, hun hilariteit onder de dekens uitbrulden.

Met een "nein, nein", en een afwerend gebaar, duidend geen interesse te hebben voor zogende kraamvrouwen, gingen de Duitsers verder. Ook hadden de heren geen enkele interesse voor de patiënten die op de kamer lagen waar met grote letters TB op de deur stond, waar eveneens gealliëerden lagen.

In relatie tot St. Lidwina werden de Duitsers wel meer bij de neus genomen. Vanwege de verheviging van de gevechten tussen de Duitsers die in Schijndel lagen en de gealliëerde troepen in Veghel moest op een gegeven moment de Houtert ontruimd worden. Daar waren bij de familie Broeren vier piloten op de hooizolder verborgen. Toen het moment van de ontruiming daar was, bleef de heer des huises het hoofd koel houden en vertelde tegen de Duitse soldaten dat hij het goed vond en dat ze met z'n allen dan naar St. Lidwina zouden gaan. Maar voordat hij wilde vertrekken wilde hij in zijn eigen huis nog een keer goed koffie drinken. Hij nodigde daar ook de aanwezige Duitsers voor uit. Deze aanvaardden maar al te graag het aanbod want er kwam boerenmik met spek en ham op tafel en dat wilden zij zich goed laten smaken. Maar intussen vloog de boer als de wind naar de hooizolder waar de verstekelingen binnen enkele minuten tot eerzame boeren werden omgekleed om daarna een goed heenkomen te zoeken bij de buren. Toen een uurtje later de karavaan zich in beweging zette rIchting St. Lidwina sloten de piloten er zich met een onnozel gezicht bij aan. Bij aankomst bij St. Lidwina droeg de ene Amerikaan een baby in een dekentje, de ander een stuk huisraad, de derde leidde een onwillig kalf aan een touw, terwijl de vierde een kruiwagen met beddegoed voortsjouwde. Zo belandden ze veilig achter de muren van het St. Lidwinagesticht, waar ze onmiddellijk bij hun landgenoten in de onderaardse gewelven werden ingedeeld.

Op een gegeven moment kwam er via het verzet van de Amerikaanse staf een bericht binnen dat er in een bos bij Gemonde 12 Amerikanen zaten die daar hoognodig weg moesten omdat het met de dag gevaarlijker werd. Door het verzet in Gemonde werden deze mensen van het hoogst noodzakelijkste voorzien. In geleende kleding kwamen zij in twee groepen St. Lidwina binnen. Dit was mogelijk omdat er dagelijks lange rijen vluchtelingen langs de weg liepen waar zij zich bij konden aansluiten. Hun wapens lagen echter nog in het bos en die moesten ook naar St. Lidwina komen. Dat was een zeer précair zaakje want overal slopen er Duitsers en verraderlijke NSB'ers rond. Een onderduiker uit Haarlem, Christ van Bakel, die vaak dienst deed in het ziekenhuis en inmiddels gepromoveerd was tot voerman, zou een zogenaamde "gewonde" uit dat bos naar het ziekenhuis overbrengen. Een schooljuffrouw, Gree Scholten, zou als verpleegster fungeren en een andere verzetsman als dokter, terwijl een vierde nog mee moest als brancardier.

In het bos werden de wapens op de bodem van de kar gelegd, daar overheen een dikke laag stro en vervolgens de brancard waarop de "gewonde" lag. De laatste was natuurlijk volgens de regels der kunst verbonden, vooral zijn degelijk ingepakt hoofd en zijn dik omzwachtelde arm deden het ergste vermoeden. De verpleegster zat met een zorgelijk gelegenheidsgezicht bij hem en controleerde voortdurend zijn polsslag. Ook de voerman en de brancardier keken zoals het hoorde en de dokter reed op zijn fiets langs de kar. Plotseling werd er "halt" geroepen en een paar argwanende Duitsers vroegen waar de reis heen ging. De voerman vertelde dat ze met spoed naar het ziekenhuis in Schijndel moesten met een "zwaar gewonde man", ten minste als hij het ziekenhuis nog levend zou bereiken. De Duitsers bekeken de "gewonde" met meewarige gezichten en gaven het advies om kalm en bedaard te rijden, wat natuurlijk beloofd werd. Maar nauwelijks waren zij uit het gezicht verdwenen of het paard werd aangespoord en met een lustig vaartje bereikte de noodambulance St. Lidwina, waar de "gewonde" op wonderbaarlijke wijze genas en de wapens tot nader order veilig werden opgeborgen. Daags nadat de wapens uit het bos waren opgehaald, bouwden de Duitsers op dezelfde plek een nieuwe stelling.

Zuster Veronica bleef goed zicht houden op alles wat er in en om St. Lidwina gebeurde. Door haar integriteit genoot zij bij veel mensen een groot vertrouwen, waar zij dankbaar gebruik van maakte. Ook ten aanzien van de Duitse staf die bij haar inwoonde. Om er voor te zorgen dat allerlei diensten als boodschappen overbrengen tussen de verschillende inrichtingen, het ophalen van gewonden, het halen van levensmiddelen, melk en gedood en aangeschoten vee, in en rond het Lidwina konden blijven doorgaan, kregen al deze mensen een rode-kruisband en een tweetalige verklaring met als inhoud:

 

LEGITIMATIEBEWIJS

 

hiermee wordt verklaard dat

naam . . . . . . . . . . . . . . . .

geboren . . . . . . . . . . . . . . .

woonachtig te Schijndel

gerechtigd is om een rode-kruisband te dragen, wegens zijn (haar) werkzaamheden ten behoeve van zieken en gewonden in het St. Lidwinagesticht te Schijndel.

Dit bewijs betreft den houder (houdster) van persoonsbewijs no. . . . . . . . . . . . . .

 

                                                                                                        Zuster Overste

                                                                                                        Swester Oberin

                                                                                                        (w.g.) H. Geelen

handtekening van den houder/houdster

 

stempel van de Duitse Hauptmann.

 

Sinds het gebruik van deze bewijzen was het vermakelijk om te zien hoe de Duitsers reageerden op dit legitimatiebewijs. Waren zij voorheen bij controles erg argwanend en achterdochtig, bij het zien van de stempel sloegen de hakken met een klap tegen elkaar, gingen stram in de houding staan en salueerden met de rechter hand tegen de helm alsof Hitier persoonlijk voor hen stond.

 

Op deze wijze kon menig verzetsmedewerker en onder­duiker zich vrijer langs 's heren wegen rondwandelen. Gedurende de tijd dat de Duitse staf was ingekwartierd merkten de zusters op een gegeven moment dat er wat bijzonders aan de hand moest zijn. De ordonnans kwam om eierdopjes, wijnglazen, bloemen op tafel en nog meer van dit soort zaken vragen, want er zou een generaal op bezoek komen. Er arriveerde inderdaad een heerschap met dikke rode biezen op zijn broek en bij binnenkomst stond heel "Duitsland" onmiddellijk in de houding en bracht de groet. Maar de bewoners en het personeel schenen absoluut niet te beseffen welke hoge "eer" hun te beurt viel en deden met de meest gewone daagse gezichten hun werk. Even na aankomst van dit heerschap reed er een auto weg voorzien van een witte vlag. Er werd verteld dat deze auto op weg was naar het Amerikaanse hoofdkwartier. Na enige tijd kwam de betreffende auto weer terug en stopte een honderd passen voor de ingangspoort. Onder geleide van twee Duitsers naderde een andere hoogheid, een geblinddoekte heer in een Amerikaans uniform. Zo werd hij St. Lidwina binnengebracht tot in de gastenkamer. Wat er besproken werd was geheim. Later hoorden de zusters dat het ruim twee uren durende gesprek zou hebben gegaan over een tijdelijk staken van de vijandelijkheden in en rond Schijndel. Gezien het vervolg van de strijd is het resultaat van dat gesprek nihil geweest. Na de bespreking werd de Amerikaan wederom geblinddoekt teruggebracht naar vanwaar hij gekomen was.

 

In deze tijd had vrijwel iedereen een groot vertrouwen in de Heer. Om iedere bewoner zo veel mogelijk aan zijn geestelijke trekken te laten komen werden er dagelijks in de kapel drie H. Missen opgedragen. De kapel zat dan afgeladen vol. Door een opwekkend woord van de pastoor of de pater, die het vertrouwen op Gods goedheid voor de donkere toekomst inboezemde, voelde zich ieder weer gesterkt voor die dag. Ook 's middags om drie uur bij het Lof en het Rozenhoedje konden de mensen nauwelijks de kapel binnen. De biechtstoel en de communiebank werden eveneens druk bezocht. Het spreekwoord: "Nood leert bidden" gaf in deze situatie zijn feitelijke betekenis weer.

Dat de in de gebeden gevraagde God's goedertierenheid en bescherming op St. Lidwina rustten moge blijken uit het feit dat er slechts enkele voltreffers op de gebouwen zijn terechtgekomen. Een van de gevaarlijkste plaatsen binnenshuis was de refter van de zusters met zijn tien ramen en twee glazen deuren. En opvallend was hoe juist de Duitsers het uur van de middagmaaltijd van de zusters kenden. Want nauwelijks hadden zij hun soep gegeten of de Duitse kanonnen begonnen weer te blaffen en floten de granaten gierend om en over het huis. Eenieder vluchtte dan weer, voorzien van bord en bestek, naar een veiliger plaats om daar de maaltijd voort te zetten.

Tijdens een geweldige nachtelijke kanonnade week kennelijk een granaat van zijn rechte pad af en sloeg met donderdend geraas in het dak boven een van de mannenzalen waar tien bejaarde mannen in diepe rust sliepen. Een gat zo groot als een tafel, puin, gruis en kapotte pannen in overvloed verspreid over de kamer en schrik en consternatie bij de gestoorde slapers. Op de andere kamers natuurlijk eveneens veel rumoer en angstig geroep. Bij nader onderzoek bleek niemand een schrammetje te hebben opgelopen ook al waren de granaatscherven in diverse kamers doorgedrongen. In één kamer zaten niet minder dan 24 gaten in het plafond.

Korte tijd later bleek opnieuw dat God's vaderlijke bescherming op St. Lidwina rustte. Gedurende de tijd van het middagdutje sloeg een granaat in een van de mannen zitkamers waar op dat moment zeven mannen aanwezig waren. En ook nu was, wonder boven wonder, niemand gewond terwijl inmiddels wel bijna alle ruiten gesneuveld waren en de buitenmuren heel wat "oorlogswonden" hadden opgelopen. Een derde granaat kwam zijn kracht beproeven op het muurtje rondom het terras bij de slaapzalen van de zusters. Deze nam er een geweldige beet van mee, sloeg de glazen deuren tot gruizels, zond 'n reuze scherf dwars door een celbeschot, maakte een flinke diepe put in de tegenovergestelde muur en nog twee gaten in de deur van de ziekenkamer van de zusters, waar twee zusters op bed lagen.

Bivakkerend in de veilige gangen bemerkten enkele zusters op een rumoerige nacht dat twee roodgloeiende scherven hen links en rechts passeerden. De ene kwam van een granaat die achter de refter was geëxplodeerd. Deze rakker sloeg de grote ruit van de glazen terrasdeur kapot, vloog door de recreatiekamer en de glazen schuifdeur, gierde fluitend door de volle refterlengte, maakte voor zichzelf baan door de stevige houten refterdeur, ketste sissend voorbij en viel toen "uitgeput van krachten" bij de drie wastafels op de gangstenen neer. Enige minuten later kwam nummer twee rinkelend door een van de gangramen van rechts binnen, maar die was vlug uitgepraat. De harde geglazuurde gangstenen vingen hem op, juist onder het beeld van "St. Jozef Zorg", die de deugniet beslist een krachtig halt toegeroepen zal hebben, zodat deze op de gangvloer een roemloos einde vond van zijn oorlogswerk. Zo ondervonden de bewoners van St. Lidwina dag na dag en soms uur na uur God's bijzondere bescherming. Mogelijk dat God's bescherming te maken had met het verblijf van de bijna twintig Amerikaanse en Engelse soldaten. Later toonden de Amerikanen een stafkaart van Schijndel en omgeving waarop St. Lidwina met een rode kring omkranst stond aangegeven als een plaats die absoluut moest worden gespaard.

Levend tussen hoop en vrees brachten de bewoners van St. Lidwina de nacht van 22 op 23 oktober biddend door. Het onafgebroken artillerieduel, een helse kanonnade deed iedereen denken dat het laatste uur van hun leven in aantocht was. Het was alsof alle boze machten tegelijk waren losgebroken. De Engelse en Amerikaanse gasten vertelden dat dat onmiskenbaar het teken van de bevrijding was. En 's maandags 23 oktober 1944 kwam direct na het ontbijt van de pastorie het bericht dat Schijndel bevrijd was. Er heerste grote blijdschap door heel het gebouw. Oranje insignes ontsproten in een ogenblik op de sluiers van de zusters, op de revers van de mannen, als strikken in de haren van de meisjes en als petjes op de kale hoofdjes van de jongens.

Onmiddellijk kwamen ook de gealliëerde gasten uit de onderaardse gewelven te voorschijn.

Enige dagen later waren de zusters in de gelegenheid om de dankbaarheid van de Amerikanen te vergelijken met die van de Duitsers, d.w.z. met het tiental, dat in St. Lidwina een paar dagen goede sier had gemaakt en bij vertrek hun "erkentelijkheid" hadden getoond door al het door hen gebruikte tafelgerief bij "vergissing" in te pakken en mee te nemen evenals de infra-rode lamp, die pas voor veel geld bij Philips was gekocht voor het ziekenhuis.

Nee, de Amerikanen kwamen met hun dankbaarheid heel anders uit de hoek. Kort nadat de ondergedoken soldaten waren vertrokken, arriveerde er een auto van het rode kruis, rijk beladen met medicamenten van allerlei soort, verbandstoffen, zeep en alles wat voor een goede gang van zaken in een ziekenhuis gebruikt moet worden. Met royale hand werd het ziekenhuis voorzien en de "head-nurse", zuster Henriëtto, hoefde maar te vragen en het kwam er. Een weekje later kwam er eenzelfde auto van de Engelsen om ook op die wijze hun dankbaarheid en erkentelijkheid te tonen.

 


De meest centrale persoon gedurende alle oorlogsjaren is wel de overste, zuster Veronica, geweest. Zij had een hartelijke en deelnemende belangstelling voor ieder die een beroep op haar deed, ze maakte zelfs plaats als er geen plaats meer was en deelde met hen die alles verloren waren. Ze was binnen de kloostergemeenschap een moeder voor de zusters maar gedurende de oorlogsjaren en in het bijzonder tijdens de laatste maanden was zij een moeder voor allen die in het St. Lidwinagesticht hun onderdak hadden gevonden en als zodanig werd zij gekend en geëerd.

 

 

Zuster Veronica

 

 

 Terug naar Schijndel 40-44